Als je een slide wilt verbeteren, stel dan eerst vast vast op welk niveau het probleem ligt. Ik hanteer een ijsbergmodel met vijf verschillende lagen van ontwerpkeuzes.
Waarom werkt een slide niet? Het is vaak lastig om de vinger op de zere plek te leggen. Wanneer je een slide voorbij ziet komen in een presentatie, vallen je hooguit onvolkomenheden in het ontwerp op. Een plaatje is pixelig, er zit een watermerk op, je kunt een tekst niet lezen omdat de letters te klein zijn. Veel verder kom je niet, want dan is de slide alweer voorbij. Bovendien ben je als publiek als het goed is niet bezig met slidedesign. Het gaat om het verhaal.
Wanneer ik de vraag krijg een presentatie te verbeteren, probeer ik eerst vast te stellen op welk niveau ik moet beginnen. Je kunt proberen een slide te verbeteren door naar lettertypen, kleuren en resolutie te kijken. Dit is echter symptoombestrijding als daar het probleem niet ligt. Tegelijk kan een briljant ontworpen slide niet passen bij het verhaal en zo het publiek op het verkeerde been zetten (het visuele kanaal wint altijd). Onder de laag van het ontwerp, het topje van de ijsberg, liggen nog vier niveaus waarop beslissingen genomen worden. In volgorde van oppervlakkig en in het oog springend naar verborgen en fundamenteel zijn dit de vijf lagen.
1 Ontwerp
De laag die je het meest direct treft is de laag van het ontwerp. Dit omvat bijvoorbeeld kleuren, lettertypen, uitlijning, resolutie en compositie. Verbeteringen op dit niveau gaan bijvoorbeeld over visuele logica. Staat bij elkaar wat bij elkaar hoort en hoort bij elkaar wat bij elkaar staat? Hebben elementen met dezelfde betekenis dezelfde kleur, lijndikte en hetzelfde lettertype? De Gestaltwetten en bijvoorbeeld The laws of simplicity komen hier goed van pas.
2 Afbeelding
Een fundamentelere keuze dan het ontwerp is de afbeelding. Dit gaat over onder meer esthetica en semiotiek. Stel je wilt een gezonde levensstijl illustreren door een hardloper te laten zien. Je hebt dan een waaier aan mogelijkheden. Kies je een hardloper in de stad, in de sportschool of op het strand? Kies je een man of een vrouw? Kies je een wit persoon of een persoon van kleur? Kies je een kikkerperspectief of een vogelperspectief? Kies je een plaatje waar de hardloper naar rechts (richting de toekomst) of naar links (richting het verleden) loopt? Of kies je voor een symbolische representatie en toon je hardloopschoenen? Maar van welk merk en gebruikt of juist nieuw? Et cetera.
Dit niveau gaat ook om de zoektocht in Google. Vaak lukt het niet om de afbeelding die je oorspronkelijk in gedachten had rechtenvrij of in een mooie uitvoering te vinden en stap je al zoekend over naar een ander idee. Of je besluit zelf een foto te maken. Tot dit niveau hoort ook de woordkeuze; welke woorden je gebruikt om je boodschap kracht bij te zetten. Ook met woorden kun je immers een beeld oproepen.
3 Verbeelding
Nog dieper dan de precieze keuze voor de afbeelding ligt de verbeelding van je boodschap. Verbetering op dit niveau begint met de vraag: is dit de beste manier om de boodschap van de slide kracht bij te zetten? Is dit het sterkste argument? Je kunt je boodschap ondersteunen door tekst, beeld of de combinatie daarvan. Druk je je idee uit in een lijst met bullet points, maak je er een piramide of een ijsberg van? Welk retorisch middel (of middelen) zet je in? Ga je voor een logisch argument of bespeel je de emoties van je publiek? Gebruik je een grafiek of een foto? Citeer je een beroemdheid of geef je een voorbeeld? Het maken van keuzes op dit niveau (en de onderliggende niveaus) gebeurt idealiter op papier.
4 Boodschap
Aan de basis van de verbeelding ligt de boodschap van een slide. Wat is het dat je slide moet verbeelden? Wil je gewoon je data presenteren of zijn je data een argument voor het eigenlijke punt (bijv. er is een significant verschil)? Wil je een centraal concept uitleggen, of je wil je vooral het belang ervan overdragen? Iedere slide moet een simpel uit te drukken kernboodschap en doel/functie hebben. Is de boodschap te ingewikkeld? Scherp die dan aan of splits ‘m op in meerdere slides met ieder een eigen boodschap. Is er geen boodschap of functie? Dan kan de slide vaak gewoon weg.
5 Verhaallijn
Onder de boodschap van een slide ligt de verhaallijn. Een slide is een stapje in een reeks. Klopt die reeks? Is er een zinnige afwisseling tussen slides die de emoties aanspreken en slides die zich vooral op de ratio richten? Zit er een logische volgorde van begin-midden-eind in? Past deze slide in die structuur? Hoe verhoudt de functie van deze slide zich tot die van de rest? Past het verhaal in de gegeven tijd of moeten er slides uit?
Strategie
Parallel aan deze stapeling van niveaus loopt de strategie. Dit gaat over je publiek, doel, kernboodschap en setting. Beslissingen op elk niveau voeren hierop terug. Werkt dit beeld voor dit publiek (artsen hebben bijvoorbeeld de neiging om beeld te gebruiken dat voor hen alledaags is, maar een breed publiek de maag doet omdraaien)? Is het nodig om alle mitsen en maren op te sommen om je doel te bereiken? Draagt deze verhaallijn de kernboodschap uit? Is deze lettergrootte geschikt voor de zaal (ontwerp voor de achterste rij)? De antwoorden op deze vragen zijn relatief. Mijn advies is dan ook om voor iedere presentatie een strategie op te stellen. Je kunt nooit twee keer dezelfde presentatie geven.
Tweerichtingsverkeer
Bovenstaande indeling is misschien wat kunstmatig. Dingen lopen vaak door elkaar heen. Toch helpt het expliciete onderscheid tussen de lagen me bij het verbeteren van slides. Als het niet lukt een passend antwoord te vinden op het ene niveau, zoek ik het op een ander niveau.
Natuurlijk werkt ook wanneer je een presentatie maakt. Je stelt een strategie op, bedenkt een verhaallijn, knipt die op in concrete stappen, maakt voor iedere stap een schets, klapt je laptop open en zoekt per slide naar passend beeld en zorgt ervoor dat de elementen samenkomen in een intuïtief begrijpelijke slide.
Hoofdfoto: Andrea Spallanzani via Pixabay