In Houston, we have a narrative, raadt Randy Olson wetenschappers aan narrative intuition te ontwikkelen. Hij bedacht hier een aantal praktische tools voor. Ik pas vooral de ABT-structuur toe.
Eerder dit jaar las ik Houston we have a narrative – why science needs story. In dit boek stelt Randy Olson, maritiem bioloog en filmmaker, dat wetenschappers de kunst van het verhalen vertellen meer serieus moeten nemen. Een voor de hand liggende reden is dat het wetenschappers in staat stelt hun ideeën over het voetlicht te brengen. Binnen én buiten academia. Nieuw voor mij was zijn stelling dat wetenschap zo doordrongen is van de structuur van het oerverhaal, dat het soms het zicht op de werkelijkheid ontneemt.
Olson schetst hoe de IMRAD structuur de wetenschap veroverde. Veruit de meeste wetenschappelijke artikelen hebben globaal de opbouw Introduction, Methods, Results, And Discussion. Als je deze structuur versimpelt, kom je tot de klassieke begin-midden-eind structuur, Hegels these, antithese en synthese. Of, zoals Olson het noemt, And, But, Therefore (ABT). Je begint met het schetsen van de context (dit en dit en dit en dit weten we al), je introduceert een probleem (maar wat we nog niet weten is…) en dan presenteer je je oplossing (daarom ga ik …).
Vals positief
Deze opbouw zorgt voor spanning en maakt het verhaal interessant. Tegelijk kan het in de wetenschap als keurslijf gaan werken, stelt Olson. Wetenschappelijke tijdschriften hebben een sterke focus op goede verhalen met een duidelijk probleem en een oplossing. Het zorgt ervoor dat onderzoek met een significant resultaat makkelijker te publiceren is dan onderzoek met een resultaat dat niet significant is. Potentieel relevant onderzoek met nulresultaten belandt veel vaker in de la. Tegelijk gaat er een perverse prikkel vanuit om met creatieve statistiek significante resultaten uit je dataset te halen (p-hacking). Met als gevolg: meer vals positieven.
Reden genoeg om storytelling serieus te nemen. Olson presenteert een aantal eenvoudige methoden om tot een goede verhaalstructuur te komen. Hij begint met het formuleren van het belangrijkste woord, dan een zin met de ABT structuur en dan een paragraaf die de klassieke heldenreis volgt. Ook schetst hij hoe je in een onderzoeksgroep het ontwikkelen van een intuïtie voor goede verhalen kunt stimuleren.
ABT in de praktijk
Sinds ik dit boek heb gelezen, gebruikte ik een aantal ideeën van Olson in mijn trainingen. De innovatie zit voor mij vooral in de versimpeling. Zo illustreert de verhaalcirkel van Joseph Cambell heel duidelijk hoe je je verhaal begint in de normale wereld van je publiek, dat je in het middenstuk de speciale wereld van je onderzoek in duikt en dat je aan het eind weer terugkeert in de normale wereld. Zelf bedacht ik hier ooit de badkuipstructuur voor. Die doet hetzelfde, maar dan op een horizontale tijdlijn: je begint op het alledaagse niveau van je publiek, daalt in het middendeel af naar het specifieke wetenschappelijke niveau en zoomt aan het eind uit naar de implicaties voor de wereld van alledag.
ABT blijkt een handig gereedschap om te achterhalen waarom een verhaal niet werkt. Of Olson het zo bedoelt, weet ik niet, maar ik gebruik de BUT als een omslagpunt tussen begin en middenstuk. Het begin bouwt op naar het punt waarop je zegt: ‘Maar, wat we nog niet weten is…’ (of een equivalent hiervan). Het begin is geslaagd als je toehoorders het probleem begrijpen en het belang ervan voelen. Ze willen heel graag een oplossing (therefore) die volgt in het middenstuk. Het schept motivatie om je te volgen in de soms wat ingewikkelde wereld van je onderzoek.
Wanneer een verhaal niet werkt, dan zit dat vaak in het ontbreken van een heldere en eenduidige BUT of het uitstellen ervan. Je publiek begint zich af te vragen waar ze eigenlijk naar zitten te luisteren. De oplossing is dan het eerst formuleren van dit probleem en dit op de tijdlijn vastpinnen. In een presentatie van vijf minuten zet ik die op maximaal een minuut, in een presentatie van tien minuten op twee minuten (ofwel ongeveer 20 procent van het verhaal). Dan weet je vervolgens waar je in het begin naar toe moet praten en hoeveel tijd je hiervoor hebt. Het is een kwestie van terugrekenen.
Amerikaans
Voor mij plakt Olson nieuwe woorden op dingen die ik al langer doe. Hij helpt mij te versimpelen en biedt een ander perspectief op het vertellen van verhalen. Wil je beter leren vertellen over je onderzoek, dan biedt Houston, we have a narrative een luchtige start. Je moet je wel door een flinke dosis Amerikaanse borstklopperij worstelen. Want naast dat het een goed boek over wetenschappelijke verhalen vertellen is, leest het als een grote pitch (keurig volgens de ABT-structuur) voor de firma Olson.
Hoofdfoto: Houston, we have a narrative – why science needs story, Randy Olson, The University of Chicago Press, 2015